Een interview met een kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland in Assen

De samenwerking tussen de bewindvoerders en de rechtbank is in de afgelopen jaren flink verbeterd. Op welke manier zouden beide nog beter kunnen samenwerken?
“Het is lastig om met kortere lijnen te werken. We hebben in Noord-Nederland immers te maken met ruim tweehonderd bewindvoerderskantoren en daarnaast nog een groot aantal familiaire bewindvoerders. Daarbij worden wij als kantonrechter bewust wat afgeschermd. Ik vind dat de bewindvoerders al wel kortere lijnen hebben met de juridische medewerkers. Ik spoor onze medewerkers ook vaak aan om te bellen met bewindvoerders als er specifieke vragen zijn. Dit werkt vaak sneller en prettiger. Nogal eens worden formulieren niet goed aangeleverd. Er worden daardoor veel stukken heen en weer gestuurd, omdat zaken niet zijn ingevuld bijvoorbeeld.”

De beloning van de bewindvoerder is niet meer passend gezien de hoeveelheid werkzaamheden die wij de afgelopen jaren erbij hebben gekregen. Hoe kijkt u daar tegen aan?
“Dat geldt helaas overal, ook voor ons. Wij hebben eigenlijk meer mensen nodig om ons werk volgens de standaarden op een kwalitatief goede manier te doen. Dit geldt al helemaal voor bewind. Bewind is in het verleden een ondergeschoven kindje geweest, zowel in deze regio als in de Rechtspraak als geheel. We hebben onvoldoende budget gekregen om gelijke pas te houden met de groei. Deze groei was niet voorzien en tegelijkertijd werd er ook bezuinigd op de Rechtspraak. Je moet de schaarste dus verdelen en dan gaat strafrecht vaak voor. Het strafrecht heeft een grotere maatschappelijke impact en is dan ook voortdurend in het nieuws. Er werd afgeroomd bij de afdeling civiel en dus ook bij bewind. Zo wilde men het strafrecht goed in de steigers houden. Ook wij moeten dan een afweging gaan maken in het toegenomen werk en de beschikbare ondersteuning. We moeten dan gaan beknibbelen op onze kwaliteit, door bijvoorbeeld meer te delegeren dan wij eigenlijk willen en veel schriftelijk af te handelen. Heel veel zaken zie ik tegenwoordig niet meer. Je kunt je afvragen wanneer kwalitatief gezien de bodem bereikt is. Bewindvoerders worden hier ook mee geconfronteerd. Je wil kwaliteit leveren met een beloning die onvoldoende is voor het steeds meer groeiende takenpakket. Er is weliswaar een indexering op de beloning, maar die weegt niet op tegen het extra werk dat gedaan moet worden. In deze situatie ontkomen bewindvoerders er ook niet aan om bepaalde afwegingen maken. Neem je bijvoorbeeld Hbo-geschoolden aan, of zoek je het meer in de administratieve ondersteuning? “

Wat delegeren jullie allemaal?
“Wij hebben drie niveaus, namelijk de administratie, de juridisch medewerkers en de rechters. De werkzaamheden waarbij het gaat om de controle van de rekening en verantwoordingen (R&V), vallen nu onder de administratieve ondersteuning. Dat geldt ook voor het opvragen van de vijfjaarlijkse evaluaties. Je kunt erover twisten of het beoordelen van de rapportages wel een taak is voor de administratieve ondersteuning. Maar veel kan worden gedelegeerd. Indien er onduidelijkheden zijn dan gaat de R&V naar de juridisch medewerker. Die is bevoegd om meer beslissingen te nemen en kan ook de bewindvoerder uitnodigen voor een gesprek. Gelukkig speelt dit bij professionele bewindvoerders niet zo vaak, maar bij familiaire bewindvoerders juist heel veel. Dikwijls weten mensen te weinig af van het maken van een rekening en verantwoording. Als er dan nog geen duidelijkheid komt op onze vragen dan gaan we ‘opschalen’ en komt de zaak op zitting bij de kantonrechter. Heel veel dossierwerk, en met name het schriftelijk afdoen, zijn bij ons gedelegeerd aan de juridisch medewerker. Dat gebeurt bijvoorbeeld al bij het instellen van schuldenbewinden.

Bewindsvoeringszaken met keurige schuldenlijsten en akkoordverklaringen van rechthebbenden en anderen en een professionele bewindvoerder doen wij schriftelijk af. Deze zaken zie ik zelf dus helemaal niet meer.”

Zal de rechtbank in de toekomst meer tijd krijgen voor toezicht in bewindvoeringszaken?
“Dat gaat er hopelijk wel komen, maar daarvoor heb je mensen nodig en die hebben wij nu niet. Het moet immers uit de lengte of uit de breedte komen. Als we dat zouden willen doen dan zouden wij op andere taken moeten inperken om hier mensen voor vrij te maken. Afgesproken is dat wij zeker op het gebied van schuldenbewinden meer gaan doen. Als bij de eerste rekening en verantwoording al duidelijk is dat de schuldenlast nog steeds hetzelfde is als bij aanvang van het bewind, dan gaan wij vragen stellen. Juist omdat een schuldenbewind uitgesproken wordt voor vijf jaar, zou in principe na een of twee jaar de zaak aangemeld moeten kunnen zijn bij de gemeente voor een schuldenregeling. Als wij in de vervolgrapportages hier niets over lezen dan gaan wij hierover vragen stellen.”

Moet het uitvoeren van een schuldenbewind een taak van een bewindvoerder of van de gemeente zijn?
“Dat maakt mij eigenlijk niks uit. Ik vind toezicht sowieso geen rechterlijke taak. Wij moeten oordelen bij geschillen en geen toezicht houden. Pas als er een geschil ontstaat, kun je bij de rechter komen en die zegt: ‘Zo zit het volgens mij en zo moet u verder gaan.’ Dat hoort bij het rechterlijke werk. De wetgever heeft echter besloten dat wij een toezichthoudende functie erbij hebben. Rond 1980 is bewind in het Burgerlijk Wetboek gekomen, toen voornamelijk gericht op de
familiaire bewinden. “

“Destijds deden een aantal gemeenten zelf het beschermingsbewind voor hun inwoners maar door de groeiende aantallen en complexiteit werd het voor de gemeenten te veel. Die wilden het vervolgens niet meer zelf doen en lieten het over aan de markt of kozen ervoor om het te gaan outsourcen. “

Schuldenbewinden
“De oorzaak van het ontstaan van deze schuldenbewinden ligt, denk ik, bij de gemeenten. Die hebben de taak ten aanzien van de schuldenproblematiek niet opgepakt of konden het niet aan, terwijl die krachtens de wet wel aan hen toebehoorde. De toenmalige rechtbank Assen heeft zich heel lang op het standpunt gesteld dat het bij schulden niet om een lichamelijke of geestelijke toestand gaat. De rechtbank sprak daarom überhaupt geen schuldenbewinden uit. De rechtbank Groningen, alsook vele andere rechtbanken, deden dat al wel. Assen was een van de laatste rechtbanken die uiteindelijk ook overstag ging. In 2014 heeft de wetgever de grondslag van het
schuldenbewind in het BW opgenomen, wat in feite een codificatie van de praktijk was. We hebben daarom nu twee soorten bewinden. Bewind in verband met een lichamelijke en/of geestelijke toestand en het schuldenbewind. “

“Om terug te komen op de vraag wie het schuldenbewind behoort uit te voeren: als gemeenten het evengoed kunnen doen als private bewindvoerderskantoren, vind ik dat prima. Zij hebben immers de wettelijke taak om voor hun inwoners te zorgen. Daarbij heeft de gemeente bovendien het voordeel dat zij op multidisciplinaire wijze
aan de schuldenproblematiek kan werken. Het gaat immers ook dikwijls om multi-probleemgezinnen. Als er een partij is die de regie kan voeren over een gezin, dan is het de gemeente. “

“Gemeenten, en met name de gemeente Groningen, beweren dat ze dit werk net zo goed en goedkoper kunnen doen. Dat laatste geloof ik niet zo snel. Ik heb nog geen gemeente gezien die efficiënter en goedkoper weet te werken dan een private bewindvoerder. Ik ben het ermee eens als de gemeente zegt: ‘Wij betalen bijzondere bijstand maar hebben geen enkel zicht op wat er in het dossier gebeurt’. Dat is een terecht punt, maar dat heb je als gemeente aan jezelf te wijten. Eigenlijk moet je niet bij de bewindvoerders aankloppen, maar bij de rechtbank en vragen wat voor toezicht zij eigenlijk op de dossiers houdt.”

Wie zou er volgens u toezicht moeten houden?
“Ik vind het toezicht geen rechterlijke taak en zou er voor pleiten om hiervoor een apart orgaan in het leven te roepen.”

Maakt u zich zorgen over het toezicht van de rechtbank?
“Wij hebben een aantal moeilijke jaren achter de rug, maar door de digitalisering beginnen wij er nu steeds meer grip op te krijgen. Wij hebben de werkprocessen inmiddels beter georganiseerd. In 2013-2014 ontstonden enorme achterstanden in het toezicht, omdat wij de groei niet zagen aankomen. Bovendien mochten we van de Raad voor de Rechtspraak geen nieuwe medewerkers aannemen. Henk Jongsma, teamleider in Assen, heeft zich hiertegen met succes verzet. Op een gegeven moment zag het bestuur ook de noodzaak in en gelukkig hebben we toen het beleid echt goed weten neer te zetten.”

Zelfredzaamheid is een hot item tegenwoordig; je hoort het overal. Als bewindvoerder word je geacht hieraan te werken. Hoe kijkt u tegen zelfredzaamheid aan.

“Zelfredzaamheid is enerzijds een containerbegrip. De Rechtspraak heeft hier heel lang geen aandacht voor gehad, omdat wij volop bezig waren onze eigen processen op orde te krijgen. Wij hebben nu gelukkig voldoende mensen en is de wet geëvalueerd door het Bureau Bartels. Uit deze evaluatie kwam voort dat zodra het bewind eindigt de betrokkene ook de kans moet hebben gehad om het zelf te leren. Toen ontstond er ook meer aandacht voor zelfredzaamheid. Ook wij vinden dat heel belangrijk en we gaan hier meer vragen over stellen tijdens onze tweejaarlijkse gesprekken met de bewindvoerderskantoren. Sommige kantoren hebben stappenplannen, terwijl andere kantoren aan maatwerk de voorkeur geven. Wat wij van alle bewindvoerders horen, is dat er bij de betrokkene in het hoofd geen ruimte is om aan zelfredzaamheid te werken zolang er nog schulden zijn. Het heeft pas zin als de schulden zijn gesaneerd, maar dan krijg je de situatie dat de grond voor de onderbewindstelling is komen te vervallen.

Mr. G.J.J. Smits is in Noord-Nederland terecht gekomen als sectorvoorzitter Kanton onder de vorige organisatiestructuur van de Rechtspraak. Er waren toen nog sectoren: Straf, Civiel, Bestuur en Kanton. In 2011 is hij gestopt met het sectorvoorzitterschap en is hij kantonrechter geworden in de rechtbank in Assen. Daar is hij zich steeds meer gaan bezighouden met curatele, bewind en mentorschap. In 2013 is hij gevraagd om deel uit te maken van de landelijke Expertgroep CBM