Verantwoordelijkheid van de bewindvoerder bij bezwaren

In de praktijk komen discussies voor tussen de onderbewindgestelde en zijn bewindvoerder als laatstgenoemde niet de moeite heeft genomen om (tijdig) bezwaar te maken tegen bijvoorbeeld de beëindiging van de uitkering. Ben je dan als bewindvoerder aansprakelijk voor schade jegens de rechthebbende?

Bewind en het maken van bezwaar
Op grond van de wet (artikel 1:444 BW) is een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder te kort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Maar wanneer kan gesproken worden van een “goed bewindvoerder”? En wanneer voldoet een bewindvoerder aan de zorgplicht? Van dit laatste is kort gezegd sprake als de bewindvoerder aan de onder bewind staande goederen de zorg besteedt die men gewoonlijk ook aan eigen goederen geeft. Toegepast op bovenstaande discussie: als voorzienbaar is dat het beëindigen van de uitkering grote gevolgen voor de onderbewindgestelde heeft, kan sprake zijn van aansprakelijkheid. Daardoor droogt immers zijn enige bron van inkomsten op en is te voorzien dat er schulden gaan ontstaan, waardoor bijvoorbeeld ook zijn woonsituatie in gevaar kan komen. Dit raakt de kern van het beschermingsbewindvoerderschap: juist omdat de rechthebbende door zijn geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen waar te nemen, is dit immers ingesteld. Van een bewindvoerder mag in die situatie worden verwacht dat tenminste de bezwaartermijn wordt veilig gesteld, zo nodig door op nader aan te voeren gronden bezwaar te maken. Als die termijn is verstreken, is de beëindiging van de uitkering immers onherroepelijk.

Als je dan bezwaar maakt, waar moet je dan op letten?
Degene die een besluit aan wilt vechten moet daartegen binnen zes weken bezwaar maken (artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht (Awb)). De zes weken termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven manier is bekendgemaakt (artikel 6:8 lid 1 Awb).

Op grond van artikel 1:438, eerste lid, van het Burgerlijk wetboek (BW) komt tijdens het bewind het beheer over de onder bewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende maar aan de bewindvoerder. In artikel 1:441, eerste lid, van het BW is, bepaald dat tijdens het bewind de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt.

Gelet op de artikelen 1:438 en 1:441, eerste lid, van het BW moet een onderbewindgestelde zich in een procedure over een onder bewind gesteld goed laten vertegenwoordigen door zijn bewindvoerder. Onder het begrip ‘goederen’ vallen ook vermogensrechten, waaronder uitkeringsaanspraken.

Als het bezwaar niet door de bewindvoerder is ingediend maar door de onderbewindgestelde zelf, dan kleeft aan het door hem ingediende bezwaar een bevoegdheidsgebrek. Dit betreft echter een bevoegdheidsgebrek dat reparabel is, en dat ook nog na afloop van de bezwaartermijn kan worden hersteld. De bewindvoerder kan in rechte verschijnen om dit als formele procespartij over te nemen. Daarvoor zijn geen bijzondere formaliteiten vereist; een daartoe strekkende brief aan de wederpartij en de rechter volstaat.

Als bezwaar is ingesteld, neemt het bestuursorgaan binnen zes weken een beslissing op bezwaar. De termijn van zes weken gaat lopen vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (artikel 7:10 lid 1 Awb). Deze termijn wordt verlengd tot 12 weken als een adviescommissie bezwaarschriften is ingesteld (artikel 7:10 lid 1 jo. artikel 7:13 lid 1 Awb).

De bezwaarfase duurt in de praktijk dus 12 tot wel 18 weken. Dit kan komen de bezwaarmaker een onvolledig bezwaarschrift heeft ingediend, of het bestuursorgaan de beslissing op bezwaar met ten hoogste zes weken verdaagt.

Beslist het bestuursorgaan niet op tijd? Dan kan er een recht bestaan op een dwangsom. Voordat aanspraak kan worden gemaakt op dat recht, moet het bestuursorgaan in gebreke worden gesteld stellen. Dit is een brief waarin wordt aangegeven dat de beslistermijn is verstreken. Het bestuursorgaan heeft dan 2 weken de tijd om alsnog een beslissing te nemen. Gebeurt dat niet, dan gaat de dwangsom automatisch lopen. De hoogte van de dwangsom is afhankelijk van de duur van de vertraging en bedraagt maximaal € 1442.

Bezwaar indienen per e-mail?
Als bezwaar moet worden gemaakt, kan dat dan ook per e-mail? In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn verschillende artikelen opgenomen over elektronisch communiceren met de overheid. Zo volgt uit artikel 2:15 Awb dat een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan kan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. In de praktijk komt het dan ook voor dat onderaan een besluit bij de rechtsmiddelenclause is opgenomen dat ook eventueel per e-mail bezwaar kan worden gemaakt, met een daartoe bestemd e-mailadres. Maar wat als geen sprake is van een dergelijke expliciete of impliciete openstelling, mag dan ook per e-mail bezwaar worden gemaakt?

Uitgangspunt is dat een bezwaarschrift schriftelijk, dat wil zeggen: op papier, moet worden ingediend. Uit artikel 6:6 Awb, waarin dit staat, volgt dat bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard als niet is voldaan aan artikel 6:5 Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar. In sub b van dit artikel is zelfs specifiek bepaald dat niet-ontvankelijkheid kan volgen als het bezwaarschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15 Awb, oftewel het hierboven genoemde artikel over de elektronisch communiceren met het bestuursorgaan. Er is echter wel een belangrijk verschil. Een niet-ontvankelijkheidsverklaring kan alleen volgen als de bezwaarmaker de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een aan hem daartoe gestelde termijn. Kortom, ook al staat de informele weg van het indienen van een bezwaarschrift per e-mail niet open, dan nog moet een bezwaarmaker altijd nog de gelegenheid krijgen om een bezwaar op papier per post in te dienen. Deze mogelijkheid tot verzuimherstel geldt overigens alleen als het bezwaar langs elektronische weg binnen de bezwaartermijn is ingediend!

Resumé
Terug naar de casus. Ja, als voorzienbaar is dat het beëindigen van de uitkering grote gevolgen voor de onderbewindgestelde heeft, kan sprake zijn van aansprakelijkheid. Dit kan op eenvoudige wijze worden voorkomen door op tijd bezwaar te maken, al dan niet per e-mail. Als het bestuursorgaan traag reageert, weet dan dat na ommekomst van 12 tot 18 weken na het verstrijken van de bezwaartermijn, het bestuursorgaan in gebreke kan worden gesteld om alsnog een beslissing te nemen. Gebeurt dit niet na twee weken, weet dan dat je aanspraken kan maken op dwangsommen.