Beschermingsbewind en de overheid

Beschermingsbewind kan door de kantonrechter worden ingesteld indien iemand in financieel opzicht hulp en bescherming nodig heeft. De kantonrechter benoemt daarbij tevens een bewindvoerder die vervolgens met de betrokkene een plan van aanpak opstelt om de financiën weer op orde te krijgen. Misschien minder zichtbaar voor de buitenwereld is dat ook de overheid een rol vervult bij het bewind.

Vanuit de landelijke overheid zijn regels opgesteld voor het bewind. Op deze regelgeving wordt later in gegaan. Daarnaast is financiering van de bewindvoering nodig. De beloning van een bewindvoerder komt voor rekening van de persoon die onder bewind is gesteld. Indien de betrokkene de kosten van beloning zelf niet kan dragen, komen die kosten in aanmerking voor vergoeding uit de bijzondere bijstand. Hierdoor zijn ook de lokale overheden, de gemeenten, betrokken bij het bewind. Tevens heeft de landelijke overheid een (beleids)verantwoordelijkheid voor de bijzondere bijstand en de gemeenten. Verderop wordt de relatie tussen bewindvoerders en gemeenten verder uitgediept.

Regels voor beschermingsbewindvoerders
Het beschermingsbewind is in het Burgerlijk Wetboek opgenomen onder de naam ‘onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen’. Een bewind kan worden ingesteld indien de betrokkene zijn financiële belangen niet behoorlijk kan waarnemen vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand (toestandsbewind) of als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden (schuldenbewind).

De wet maakt verder een onderscheid tussen professionele bewindvoerders en familiebewindvoerders. Voor professionele bewindvoerders – dat zijn bewindvoerders die het bewind voeren ten behoeve van drie of meer personen – geldt dat zij moeten voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen. Tevens voorziet de wet in controle op het voldoen aan de kwaliteitseisen door een accountant. Het Landelijke Kwaliteitsbureau CBM (LKB), een onderdeel van de rechtspraak, beoordeelt of de professionele bewindvoerder tot bewindvoerder kan worden benoemd (het toelatingsverzoek) en aan de eisen blijft voldoen (het handhavingsverzoek).

De kwaliteitseisen voor de genoemde professionele bewindvoerders zijn uitgewerkt in het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren. Het besluit stelt eisen over de werving (integriteit), opleiding, scholing en begeleiding, de omgang met de betrokkene, de klachtenregeling, de dossiervorming, de bedrijfsvoering en eisen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

Per 1 januari 2022 is het Besluit kwaliteitseisen gewijzigd. De wijziging heeft onder meer betrekking op het plan van aanpak dat de bewindvoerder opstelt. Hierin worden het doel van het bewind en de wederzijdse afspraken met de betrokkene vastgelegd. De wijziging van het besluit brengt mee dat de bewindvoerder het doel en de gemaakte afspraken tussentijds – dus gedurende de looptijd van het bewind – kan aanpassen. De mogelijkheid van een tussentijds aanpassing van het plan van aanpak biedt gelegenheid om bijvoorbeeld de toegenomen zelfredzaamheid van betrokkene hierin te verwerken. Daarmee wordt het plan van aanpak een meer ‘levend’ document en kan meer maatwerk worden geleverd. Op die manier kan, waar mogelijk, de zelfredzaamheid van de betrokkene worden bevorderd.

Eerder is er al op gewezen dat de bewindvoerder recht heeft op een beloning. Dat is uitgewerkt in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Uitgangspunt is dat de bewindvoerder adequaat wordt beloond voor de uitoefening van zijn taken. De hoogte ervan hangt af van de situatie of sprake is van ‘standaardwerkzaamheden’ of van extra werkzaamheden in verband met ‘problematische schulden’. De jaarbeloning geldt daarbij als een gemiddelde: een forfaitaire beloning dus. Het ene bewind zal immers meer tijd vergen dan het andere. Zoals eerder aangegeven, is het ook de taak van de bewindvoerder om de zelfredzaamheid van de rechthebbende te bevorderen, voor zover dat in de situatie van betrokkene mogelijk is. Bij de hoogte van de jaarbeloning zijn drie uren meegerekend voor het bevorderen van de financiële zelfredzaamheid van betrokkene.

Samenwerking tussen bewindvoerders en gemeenten
In de laatste jaren is er meer aandacht gekomen voor de samenwerking tussen bewindvoerders en gemeenten. Dat past bij het gegeven dat zowel de bewindvoerder als de gemeente een rol vervult bij een persoon met problematische schulden. Ik herinner daarbij ook aan de Brede Schuldenaanpak van het kabinet en de afgeronde, lopende of nog te starten onderzoeken en pilots waarmee meer inzicht wordt gezocht in de aansluiting en doorstroom tussen bewind, de schuldhulpverlening (MSNP) en de wettelijke schuldsanering (WSNP). Ik wijs daarnaast op de volgende ontwikkelingen.

Op 1 januari 2021 is een wet in werking getreden die voorziet in een adviesrecht voor gemeenten. Daarin is geregeld dat de gemeente de mogelijkheid krijgt om een advies aan de rechter te geven ‘over de vraag of een voldoende behartiging van de belangen van rechthebbenden kan worden bewerkstelligd met een meer passende en minder verstrekkende voorziening dan met de voortzetting van bewind.’ De gemeente kan daarmee aan de rechter uiteenzetten welke ondersteuning naast of in plaats van het door de rechter ingestelde bewind kan worden aangeboden aan mensen met problematische schulden en waarom dit aanbod meer passend is dan het ingestelde bewind.

Een andere impuls aan de samenwerking tussen bewindvoerders en gemeenten is het Landelijk Platformoverleg Schuldenbewind dat eind 2020 van start is gegaan. In dit platformoverleg komen vertegenwoordigers van de bewindvoerdersorganisaties en gemeenten periodiek bijeen om de ontwikkelingen op het gebied van schuldenbewinden te bespreken. Bij het overleg zijn ook vertegenwoordigers vanuit de rechtspraak en de overheid aanwezig. Het primaire doel van het platformoverleg is kennisuitwisseling, met de mogelijkheid om “best practices” en ervaringen te delen. De insteek is dat hetgeen in het platformoverleg wordt besproken uiteindelijk effect krijgt in de praktijk op lokaal niveau. Als het gaat om informatie-uitwisseling op lokaal niveau is het bijvoorbeeld van belang dat voor beschermingsbewindvoerders duidelijk is welke vormen van ondersteuning gemeenten aanbieden. De bewindvoerder kan dan beter inschatten of de betrokkene op enig moment verder door de gemeente kan worden ondersteund en dus kan uitstromen uit schuldenbewind.

Ten slotte
Bewindvoerders hebben op tal van manieren – direct en indirect – te maken met de landelijke en lokale overheid. Voorop staat dat de persoon die te maken heeft met problematische schulden zo goed mogelijk moet worden geholpen. Daarvoor is kwaliteit nodig en een goede samenwerking tussen de professionals. De landelijke en lokale overheden vervullen hierbij een eigen rol. Dat samenspel tussen bewindvoerders en overheden duurt voort en is nog niet af. Het blijft dus ‘werken aan bewind’.